De dagen worden korter, de intervallen op het Jacobspad langer. Na ruim 2 maanden afwezigheid op de Jacobswegen zijn we terug op onze route naar het onbekende zuiden. De laatste sessie hebben we de Jacobsweg Nieumeghen afgerond bij de Stevenskerk in Nijmegen, en zijn we een dag later fris en gezegend gestart aan het Jacobspad Limburg vanaf de Jacobskapel in Nijmegen. Toen wandelend tot en met Kranenburg, waar we dus vandaag zullen gaan starten voor het vervolg.
Zoals inmiddels gebruikelijk carpoolen we vanaf Friesland, en rijden vandaag in precies twee uren vanaf Heerenveen, boven Nijmegen de grens over en via Kleve naar het stadje Goch. We parkeren op de gratis P+R Bahnhof en staan daarmee direct naast het station. Het ziet er hier wat troosteloos uit. Een stationsgebouw inclusief stationscafé waar niets dan wat oud meubilair de voormalige functie weergeeft. Aangeplakte en verkleurde posters, overal troep rondom het gebouw en op de perrons, en her en der half zatte kerels onder vloed van waarschijnlijk meer dan alleen het meegedragen flesje bier.
We kopen een ouderwets papieren kaartje bij de automaat en wachten tot de trein komt. Daarmee hebben we mooi even de tijd de wandelgids door te lezen. En dan komt de lijn RE10 die ons in een kwartiertje naar Kleve brengt. Hier moeten we overstappen op de bus naar Kranenburg, alleen duurt die aansluiting hier ook al 40 minuten. Uiteindelijk ruim twee uren nadat we in Goch aankwamen, zijn we nu dan eindelijk in Kranenburg beland en kunnen de sporthorloges op Start.
Opdracht 1: Stempel nummer 1
Omdat we de vorige etappe helaas te gehaast waren om nog tijd te hebben voor het oppikken van de stempel, besluiten we dat dat vandaag de eerste opdracht is. Heel toepasselijk begint het stapavontuur hier in Kranenburg aan de Wanderstrasse en komen we tegen een uur of één aan bij de St. Peter und Paulus Kirche. Het gebouw is open en we zijn helemaal alleen. We maken een rondgang door de rijk gedecoreerde kerk en vinden dan bij een bureautje de pelgrimstempel die we afdrukken op onze stempelkaart en in ons reislogboek. Die is binnen!
De route verlaat Kranenburg langs het terrein van de Grensland Draisine met de fietstreintjes, waarmee we de vorige keer zijn terug gefietst naar onze verblijfslocatie in Groesbeek. Nu verlaten we Kranenburg lopend over een rechte asfaltweg tussen de akkers door, en met in de verte een duidelijk beboste heuvelrug van het Reichswald.
De lange mouwen kunnen op deze milde herfstdag wel uit en we lopen het bos in. Op de wandelkaart volgt hier een kaarsrechte lijn van zo’n 12 km, met na de helft een haakse knik naar het zuiden. De windrichting blijkt in de praktijk inderdaad kaarsrecht het woud door, maar niet vlak. We maken in het begin her en der flinke hoogteverschillen mee. Maar voordat de kuiten daar last van kunnen krijgen vlakte de route door deze wouden in de tweede helft al snel af.
Kronkelen langs de Niers
Na zo’n drie uren wandelen wordt het beeld lichter. We lopen het bos uit ten hoogte van het riviertje de Niers, dat ik nog herinner van mijn verblijf in Gennep bij het lopen van het Pieterpad ruim twee jaar geleden. We volgen de rivier een kleine kilometer stroomopwaarts en dan wijzen de blauw-gele Pilger-stickers ons rechtsaf een park in. Aan de andere kant van het park komen we langs een zwaar uitgevoerde ommuring te lopen, die na een paar honderd meter uitkomt bij een poort. We zijn bij Kloster Graefentahl, dat volgens de wandelgids ook stempellocatie is voor pelgrims op het Jacobspad. We lopen de ronde stenen poort door en komen op een ruime en wat rommelige binnenplaats. Verderop horen we wat luidruchtige kerels Nederlandse voetballiederen zingen. Zijn we hier goed?
Voorzichtig lopen we verder het terrein op en zien dan dat er een soort van teambuilding-uitje wordt georganiseerd. Diverse groepen met opdrachten bij een loods, op het veld, en ook verderop op het terrein. We zien een bordje “Café”, en besluiten richting het hoofdgebouw te lopen. Na wat zoeken komen we in een keldervertrekje uit waar wat mensen een drankje drinken. De jongeheer die bedient blijkt Nederlands, alleen weet helaas niets van een pelgrimsstempel. Totdat een mevrouw, die om de hoek zit, ons gesprek hoort. Ze antwoordt met dat zij weet dat de stempel aanwezig is in de eetzaal aan de andere kant van het pand. Ze moet even wat afmaken en zal dan met ons meelopen.
De aardige mevrouw in het zwart verexcuseert zich voor ons wachten en voor de vele gipsspetters op haar kleding. Ze is bezig met een knutselwerkje, maar zal even met ons meelopen naar de kantine. We volgen haar buitenlangs door al het teambuildingvolk naar de andere kant van het gebouw. Ze is erg geïnteresseerd in onze reis en vertelt ook graag dat ze hier deelneemt aan een leefgemeenschap, die op dit moment het 12e en 13e eeuwse klooster bewoond. Een terrein ommuurd met een kilometerlange kloostermuur en hier ooit huisvesting was voor de eerste graaf van Gelderland. Deze heer Ottos von Geldern, die aan de toegangsweg begraven ligt in een praalgraf. Dat ze zelf onder het gips zat kwam omdat ze voor het aankomende Halloweenfeest vele versieringen aan het maken was. De bijzondere stempel is binnen, en we strekken de benen voor het vervolg.
Het laatste uurtje voor de schemer
Het is inmiddels al tegen vijf uur, en de route zal nog zeker een kilometer of vijf naar Goch zijn. We lopen opnieuw stroomopwaarts langs de rivier Niers. Bij een groot waterzuiveringscomplex moeten we even omlopen, maar ook het laatste stuk volgt daarna de rivier. In Goch komen we al snel aan bij de parochiekerk van de heilige Maria van Magdelena. De kerk lijkt op het eerste gezicht gesloten en aangezien het al half zeven is en al flink gaat schemeren besluiten we nu niet de stempel, maar juiste onze auto op te zoeken. Dan kunnen we nog met enig daglicht naar Kevelaer rijden voor ons verblijf.
Een half uurtje later parkeren we aan de Friedenstrasse in Kevelaer. We pakken onze spullen en lopen door een poortje de Amsterdamerstrasse in, direct in het centrum van de pelgrimsstad Kevelaer. We lopen linksaf langs een imposant en goed onderhouden gebouw. Ons verblijf, het Priesterhaus, zou verderop links om de hoek moeten staan. Het klopt, we gaan naar binnen en komen in een kleine ontvangsthal. Door het gebruik van donker hout, grove kozijnen en kandelaars heeft het direct een kloosterachtige sfeer.
Achter een moderne glazen luchtsluis zit een mevrouw van de receptie. We melden ons, en krijgen een wat strenge maar bezorgde blik terug. “Ich hab mir Sorgen um Ihr gemacht!“. De gastvrouw was in de veronderstelling dat we rond vijf uur zouden aankomen, en inmiddels is het al na zevenen. Ze herhaalt nogmaals haar bezorgdheid terwijl ze ons de kamersleutels overhandigt, en ons uitlegt waar de kamer is: Door de deur, rechtdoor, trap op, 2e verdieping, gang door, nog een trap en dan aan het eind kamer 46. Prima.
We stappen de ontvangsthal uit en komen in een nog rijker gedecoreerde hal, rechtdoor, en dan de trap op. Nog een trap, om op de tweede verdieping uit te komen. Hier komen we in een soort grote overloop met allemaal boekenkasten, met waarschijnlijk hele oude kerkelijke boeken. Die je ook wel musea of bij een altaar achter glas ziet. Dan moesten we de gang door op zoek naar de volgende trap. Onderweg komen we diverse deuren tegen met gehaakte naambordje als “Hier wohnt Pater Heinz”. We vinden een trap en Baudien loopt vast naar boven. Maar er klopt iets niet.
Nergens zien we kamernummers, en hoe verder we lopen, hoe ‘persoonlijker’ de vertrekken er uitzien. We zijn vast verkeerd en lopen helemaal terug naar beneden, naar de ontvangsthal. En dan horen we stemmen in een lange gang hier naast. Ah, daar moeten we zijn. Hier moeten we rechtdoor, aan het eind de trap op, etc. Een aantal minuten later en heel wat kamernummers verders komen we aan het eind van de zoldergang inderdaad bij kamer 46.
Effe wachten nog… pizza!
Het blijkt een eenvoudige maar schone en functionele tweepersoonskamer met eigen sanitair. Twee bedden, een tafeltje en twee stoelen en dat is het. Vanuit het raam zien we dat we weer ten hoogte van onze parkeerplaats zijn. Wat is dit een enorm gebouw zeg. Op straat leek je meerdere panden voorbij te lopen. En binnendoor loop je dus weer helemaal terug.
We hebben nog niet gegeten dus besluiten eerst weer even de straat op te gaan. We vinden al snel een restaurantje in het centrum. We eten bij Trattoria Da Vinci waar we een lekkere en zeer vullende pizza verorberen. Vanwege de bodem van volkorendeeg is er geen ruimte meer voor een toetje. Dan nog maar even een kort blokje om in het centrum. Dan keren we terug naar het Priesterhaus. Na een frisse douche is het tijd voor het tweede deel van onze traditie. We spelen het escape tafelspel Het Vergeten Eiland van 999 Games. Vrij vlot en met slechts enkele hints weten we het spel uit te spelen en is het tijd voor de nachtrust. Gute nacht!